Een verhaal dat de laatste jaren de rondte doet is dat de Nederlandse banken nog maar beperkt hypotheken kunnen verstrekken, bij gebrek aan spaargeld om uit te lenen: de funding gap. Dat verhaal wordt kennelijk als zoete koek geslikt. Zo lees ik op de blog van de Vereniging Eigen Huis:
“Wat is de funding gap? Een zeer terechte vraag. De funding gap komt voort uit het feit dat de vrije besparingen die Nederlandse huishoudens op de bank hebben staan onvoldoende zijn om de uitstaande hypotheken mee te financieren. Daarnaast zijn er weliswaar de 'onvrijwillige besparingen' via de pensioenfondsen, maar die staan niet op de bank. Dus ontstaat er een funding gap van een paar honderd miljard. De banken moeten dit deel van de uitstaande hypotheken 'funden' via de kapitaalmarkt.”
De suggestie die hiermee wordt gewekt is dat de banken eerst
geld moeten aantrekken voordat ze het kunnen uitlenen. Maar zoals is
uiteengezet in de MMT artikelen hier en hier hebben de banken helemaal geen geld
nodig om het uit te kunnen lenen. Dat geld creëren ze uit het niets, in ruil
voor schuldverklaringen, in dit geval hypotheekaktes.
Jan koopt een huis…
Een voorbeeld om aan te geven hoe ons monetaire systeem op dit punt werkt. Jan wil een huis kopen van Piet. Daarvoor
moet hij 100.000 euro lenen van de bank. Hij stapt naar bank A. Die is bereid
om hem de gewenste hypotheek te verstrekken. Jan ondertekent een hypotheekakte
en geeft die aan bank A. En bank A verhoogt met wat toetsaanslagen het saldo op
de rekening van Jan met 100.000 euro.
Vervolgens stappen Jan en Piet naar de notaris. Die zorgt
ervoor dat de woning op naam wordt gezet van Jan en dat die 100.000 euro van
Jan worden overgemaakt op de rekening van Piet. Jan is dan een huis rijker, en Piet
een bedrag van 100.000 euro.
Laten we nu voor het gemak eens aannemen dat Piet ook een
rekening bij bank A heeft en dat die 100.000 euro op die rekening wordt
gestort. Wat gebeurt er dan bij bank A? Wat er dan gebeurt, is dat iemand van bank
A het saldo van Jan verlaagt met 100.000 euro en dat van Piet verhoogt met
100.000 euro. That’s it. Er komt geen
echt geld bij kijken. Het enige dat er gebeurt, is dat de verplichting van de bank
aan Jan wordt omgezet in een verplichting van de bank aan Piet.
Een verplichting van de bank! Dat is waar het saldo het saldo op
een bankrekening voor staat. Het is geen echt geld. Het staat slechts voor de verplichting van de bank om dat saldo in klinkende munt uit te betalen als een
rekeninghouder dat wil. Maar omdat je met dat saldo kan betalen wordt het door
de mensen wel als echt geld gezien.
Het interessante is dat de mensen deze nuance niet lijken te
zien, behalve als er een bank dreigt om te vallen. Dan zijn ze er als de kippen
bij om hun saldo om te zetten in echt geld, voordat het in het niet is verdwenen,
samen met die bank. Onbewust beseffen de mensen dus kennelijk wel wat de ware
aard is van dat banksaldo.
OK leuk en aardig, zeg je wellicht, stel dat Piet niet bij
bank A zit, maar bij bank B, hoe gaat het dan? In dat geval verlaagt iemand van
bank A het saldo van Jan met 100.000 euro en verhoogt iemand bij bank B het
saldo van Piet met 100.000 euro. En hoe
regelen die banken dat dan onderling? Want immers, bank B heeft dan de verplichting van bank A overgenomen, die zal daarvoor gecompenseerd willen worden.
Wat er dan gebeurt, is iets ingewikkelder. Beide banken
hebben een rekening lopen bij de centrale bank. Net zoals banken aan hun
klanten banksaldo verstrekken (in de computer met wat toetsaanslagen hun saldo verhogen) in ruil voor
leencontracten, doet de centrale bank dat aan de banken. In dit geval wordt dat
saldo echter niet aangeduid als geld, maar als reserves.
Terug naar bank A en bank B. Bank B heeft de verplichting van
bank A overgenomen, en in ruil daarvoor maakt bank A voor 100.000 euro aan
reserves over naar bank B. Hoe gaat dat in zijn werk? Precies zoals een gewone bank dat doet! De centrale bank verlaagt het
reservesaldo van bank A met 100.000 euro en verhoogt dat van bank B met 100.000
euro.
Het eindresultaat is dat bank A haar verplichting van
100.000 euro aan Jan dan kwijt is, maar dat ze haar reservesaldo bij de centrale
bank eveneens met dat bedrag heeft zien dalen, terwijl bank B er weliswaar een
verplichting van 100.000 bij heeft gekregen, maar dat haar reservesaldo bij centrale
bank eveneens met dat bedrag is verhoogd. Dat is schematisch weergegeven in
het volgende plaatje.
De oranje blokjes in het schema staan voor de bankrekeningen
van de klanten van de bank en de rode blokjes voor de reserverekeningen van de
banken bij de centrale bank. De plusjes en minnetjes staan voor
saldoverhogingen c.q. -verlagingen met 100.000 euro. En de pijltjes tenslotte,
illustreren de overmaking van Jan naar Piet. Per saldo is, zoals het hoort, Piet 100.000 euro rijker geworden, Jan 100.000 armer geworden en is het netto bezit van de beide banken onveranderd gebleven.
OK, zul je zeggen, leuk en aardig, maar hebben de banken dan niet steeds meer reserves nodig om nieuwe hypotheken te kunnen verstrekken? Het antwoord is nee. Zoals uit voorgaand voorbeeld blijkt worden die reserves gebruikt voor de vereffening voor het van elkaar overnemen van verplichtingen. De ene keer gaat die van bank A naar bank B, de andere keer andersom. Per saldo vallen al die tegengestelde stromen aan reserves daardoor min of meer tegen elkaar weg.
De funding gap nader bezien
Terug naar de funding gap. Ze is gedefinieerd als het verschil tussen de omvang van de leningen die de banken samen hebben uitstaan en de totale hoeveelheid banksaldo die hun rekeninghouders bij die banken aanhouden. Ze wordt ook wel als "spaartekort"aangeduid. Uit het voorgaande voorbeeld kan je opmaken dat die funding gap de verstrekking van hypotheken niet hoeft te belemmeren. Banken hebben geen bestaand spaargeld nodig om hypotheken te kunnen verstrekken, dat geld kunnen ze simpelweg, met wat toetsaanslagen, op de rekeningen van hun klanten creëren.
Maar waarom doen ze dat dan niet? Waarom doen die banken nu ineens
zo moeilijk over het verstrekken van hypotheken terwijl ze dat jarenlang
soepel hebben gedaan? Het antwoord op die vraag is dat de verstrekking van nog
meer hypotheken niet lucratief genoeg voor ze is. Om dat antwoord te kunnen
begrijpen is het nodig om een zijstapje te maken naar de regels waar de banken
aan moeten voldoen.
Banken verstrekken niet zomaar leningen. Dat doen ze omdat ze er winst mee kunnen maken. Dat lukt ze zolang hun inkomsten uit rente op verstrekte leningen groter is dan hun uitgaven aan rente op banksaldo, hun interne kosten en de verliezen die ze maken door wanbetalende klanten. Daardoor zijn ze in staat om bonussen te betalen aan hun bankiers, winst uit te keren aan hun aandeelhouders en eigen vermogen op te bouwen, om mindere tijden te kunnen doorstaan.
De banken mogen niet zelf beslissen hoeveel eigen vermogen
ze aanhouden. Door schade en schande wijs geworden laten de overheden dit niet aan de banken over maar stellen ze daar zelf voorwaarden
aan, hoewel die bankiers er in de afgelopen decennia door stevig
lobbywerk in geslaagd zijn om die voorwaarden flink af te zwakken.
De voorwaarden die de overheden hebben gesteld (en die de
banken met hun lobbywerk flink hebben uitgehold) komen er heel kort door de
bocht op neer dat het eigen vermogen van de banken groter moet zijn dan een
zeker percentage van de waarde van hun bezittingen. En dat percentage wordt als
gevolg van de crisis momenteel iets (maar door dat lobbywerk veel te weinig) omhoog bijgesteld. Dat is wat nader uiteengezet
in het artikel De centrale bank.
Hiermee kom ik bij de kern van mijn betoog: de banken
hebben hun kredietruimte opgebruikt. Hun eigen vermogen is niet toereikend om nog
meer hypotheekleningen te verstrekken. In het verleden losten ze dat deels op
door die hypotheken te bundelen en in pakketjes aan onnozele beleggers te
verkopen. Maar die hebben daar nu even wat minder trek in, wijs als ze zijn
geworden door de kredietcrisis.
Voor dat gebrek aan kredietruimte is overigens een simpele oplossing: op de beurs extra aandelen verkopen en zo extra eigen vermogen ophalen. Voor elke euro op die manier opgehaald extra eigen vermogen kan een veelvoud aan euro's aan extra hypotheken worden verstrekt. Maar daar hebben de bankiers geen zin in, want dan verwatert de winst per aandeel. En dat vinden hun aandeelhouders niet fijn, en zijzelf ook niet, want dat is niet goed voor hun bonus.
Daarom hebben ze een truc bedacht waarmee ze zowel het
kredietruimte probleem kunnen “oplossen” als de winst (en hun bonus) kunnen opvoeren: als
die onnozele beleggers die hypotheekpakketjes niet vrijwillig willen kopen, dan
dwing je ze daar toch toe! En daarom lobbyen ze nu stevig bij de overheid om de
pensioenfondsen ertoe aan te zetten om die pakketjes voor een mooi bedrag van de
banken te kopen. Dan is iedereen toch blij?
Het dubieuze werk van onze banken
Banken zijn nutsbedrijven die een cruciale rol vervullen
door onze economie van de broodnodige kredieten te voorzien. Niets
verplicht ze echter om die rol ook te vervullen als ze daar geen trek in hebben. De overheid
heeft ze daarvoor weliswaar een zeer kostbaar bezit, een bankvergunning, gegeven.
Maar nergens staat in de regels geschreven dat de banken kredieten moeten verlenen als de economische
omstandigheden daarom vragen.
Dat doen ze dan ook niet. Sterker nog, ze doen het omgekeerde. Ze zijn eerder geneigd om de economie van extra krediet te voorzien
als dat even wat minder verstandig is en haar af te knijpen als ze net wat meer
krediet nodig heeft. Dat blijkt uit de volgende plaatjes van de situatie
in de VS.
Op de horizontale as is de output gap, de afwijking van de trendmatige groei, aangegeven. Als ze negatief is, dan is die groei zwak, stijgt de werkloosheid en kan de economie wel wat extra stimulans gebruiken. Andersom, als ze positief is, dan ontstaan er tekorten aan werknemers en neigt de economie juist naar oververhitting. In het eerste geval is wat extra krediet op zijn plaats, maar in het laatste geval is het juist verstandig om de kredietverlening wat af te knijpen.
Op de verticale as is de jaarlijkse schuldgroei aangegeven,
in het linker plaatje die van de overheid en in het rechter plaatje die van de
banken. Links zie je dat de overheid in slappe tijden haar
schuld laat oplopen (geld in de economie pompt), om de economie te stimuleren als dat nodig is en
omgekeerd, precies zoals het hoort. Rechts zie je echter dat de
banken exact het omgekeerde doen.
Als de economie oververhit dreigt te worden en nog meer kredietverlening onverstandig is, dan overvoeren de bankiers haar met krediet, met speculatieve zeepbellen tot gevolg. En als de economie er slapjes bijligt en wel wat meer krediet kan gebruiken, dan knijpen ze de kredietverlening juist af, met alle gevolgen van dien voor de economie en voor de stabiliteit van die eerder door de banken geblazen zeepbellen.
De huizenzeepbel
Een mooi voorbeeld hiervan is onze eigen huizenzeepbel.
Eerst hebben de banken die met steeds makkelijker verstrekte kredieten opgepompt. En nu
laten ze haar leeglopen omdat nog meer kredietverlening niet winstgevend genoeg
voor ze is. Met als bijkomend gevolg dat hun eigen stabiliteit in gevaar komt omdat de dalende huizenprijzen tevens hun eigen vermogen uithollen.
Wat dat betreft is het belangrijk om je te realiseren dat het oppompen van de huizenzeepbel maar één winnaar heeft opgeleverd, namelijk de banken en hun bankiers. Want dat bood ze de mogelijkheid om steeds meer schulden te creëren en daarover een steeds grotere stroom aan rente inkomsten te ontvangen, zodat per saldo een steeds groter deel van het nationaal inkomen, het geld dat we met z’n allen verdienen, door de banken en hun bankiers kon worden afgeroomd.
Wij burgers zijn daar per saldo niets mee opgeschoten.
Weliswaar zijn sommigen van ons door die zeepbel behoorlijk rijk geworden, maar
dat geld kwam van anderen die veel te grote leningen moesten nemen om
die kunstmatig in waarde opgepompte huizen nog te kunnen betalen. En de bankiers,
dat zijn de spreekwoordelijke derden die er met het been vandoor zijn gegaan.
NB. Overigens is dit absoluut geen betoog om de banken op de oude voet door te laten gaan met het oppompen van de huizenprijzen. Maar ook het omgekeerde, een snelle daling van de huizenprijzen, is in niemands belang, want ze leidt tot economische stagnatie en werkloosheid. Het is nu zaak om de huizenprijzen te stabiliseren en de inflatie haar nivellerende werk te laten doen, zodat de lonen weer kunnen groeien ten opzichte van de huizenprijzen en de huizenprijzen ten opzichte van die lonen weer kunnen terugkeren tot hun vroegere niveau.
De bankiers zullen daar uiteraard niet blij mee zijn, want die zullen daardoor hun winsten en bonussen eveneens zien dalen, in de richting van het niveau dat voor het oppompen van de huizenprijzen gangbaar was.
© Anton van de Haar, oktober 2013