Volgens Peter de Waard, columnist en medewerker van de Volkskrant, is het geldverspilling om een paar miljoen euro uit te geven voor een stukje geschiedschrijving van iets ‘onomkeerbaars’. Want zo omschrijft hij het nut van de euro-enquête die ‘een groep eurofobe intellectuelen […] en dandy Jort Kelder’ via een burgerinitiatief willen bewerkstelligen.
Op voorhand staat vast, zo schijft De waard, ‘dat er geen empirisch bewijs zal worden
gevonden’ dat Nederland zonder de euro ‘welvarender,
socialer of gelukkiger’ zou zijn geworden. En hij stelt dat zo’n enquête
hooguit leidt tot ‘opinievinding’,
terwijl haar doel nu juist ‘waarheidsvinding’
is.
Kort samengevat, een stelletje eurofoben en een dandy trekken
iets in twijfel dat ons welvarender, socialer en gelukkiger heeft gemaakt en
dat bovendien onomkeerbaar is, en ze willen een paar miljoen euro verspillen in
een op voorhand kansloze poging om hun gelijk aan te tonen. Schande!
Maar klopt dat verhaal van De Waard wel, of roept hij maar wat. Er is niet zo heel veel inspanning voor nodig om aannemelijk te maken dat dit laatste het geval is.
Om te beginnen met de onomkeerbaarheid van de euro. Ze is,
net als de talrijke muntunies die haar zijn voorgegaan, niets meer of minder
dan een politieke constructie. Ze kan slechts blijven bestaan zolang er
voldoende politieke draagkracht voor is. En het recente verleden heeft
aangetoond dat die draagkracht afbrokkelt, vooral omdat steeds meer het inzicht
doordringt dat het in stand houden van de euro een mate van fiscale en daarmee
politieke integratie vereist die veel verder gaat dan de economische en democratische
integratie van Europa tot nu toe is voortgeschreden. En dat leidt tot een
steeds grotere weerstand onder de bevolking van vooral de Noordelijke Eurolanden.
Bedenk wat deze onomkeerbaarheid betreft, dat de wereld een
lange geschiedenis van mislukte muntunies kent, en dat er op het moment van de invoering
van de euro al de nodige kennis beschikbaar was over de slaag-
en faalfactoren van dergelijke unies.
Dat brengt ons bij al het goede dat de euro ons volgens De
Waard zou hebben gebracht. We zouden er volgens hem socialer en gelukkiger van
zijn geworden. Een blik in de kranten volstaat om te zien dat je die stelling met
een korrel zout mag nemen. Dat blijkt wel uit de negatieve verhalen in onder
meer De Volkskrant over de Grieken die ons zouden hebben belazerd, over de Fransen
die onze welvaart in gevaar zouden brengen door hun begroting maar niet op orde
te brengen, en over de door de zuidelijke Eurolanden gedomineerde ECB, die de
koers van de euro in een vrije val lijkt te hebben gebracht met haar QE
operatie. Wat dat betreft lijkt de euro ons Europeanen eerder uiteen te drijven
dan te verbinden. En daar word ik persoonlijk niet echt gelukkiger van.
En dan het punt van de welvaart, toch wel zo’n beetje het
belangrijkste argument waarmee de euro aan ons burgers is verkocht. Volgens De Waard
is het onweerlegbaar dat ze ons meer welvaart heeft gebracht, ‘dat er geen empirisch bewijs zal worden
gevonden’ waaruit het tegendeel blijkt.
In de volgende figuur is de ontwikkeling van de welvaart in
de Eurozone vergeleken met die van een aantal niet-Eurolanden om ons heen, te
weten Het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Noorwegen, Zwitserland en Denemarken. Het
betreft het reële BBP, dus na correctie voor inflatie (bron: FED). Haar ontwikkeling
is in drie stukjes geknipt: vóór de invoering van de euro (1995 – 2001), tussen
de invoering van de euro en de kredietcrisis (2002 – 2007) en daarna (2008 –
kw3/2014).
Wat je ziet is dat vóór de invoering van de euro de
ontwikkeling van de economieën van de Eurozone en van de genoemde niet-Eurolanden
redelijk goed vergelijkbaar was. Dat veranderde in enige mate in de jaren na de
invoering van de euro, waarin de Eurozone wat achterop raakte bij die
niet-Eurozone landen. In de grafiek is te zien dat dit verschil vooral ontstond
in de eerste twee jaar na de invoering van de euro.
Vervolgens ging het mis. Zowel de Eurolanden als de niet-Eurolanden
werden zwaar getroffen door de kredietcrisis. Maar terwijl de niet-Eurolanden
zich gemiddeld redelijk herstelden van de klap van de crisis, zijn de Eurolanden
haar nog steeds niet te boven. Ze blijven maar doormodderen en laten nauwelijks
nog economische groei zien.
Nu zou je kunnen denken dat dit achterblijven van de
Eurozone het gevolg is van de ontwikkelingen in Zuid-Europa, waar de crisis het
zwaarst huishield, de structurele problemen het grootst zijn, de werkloosheid
tot depressie-hoogten is opgelopen en de inflexibiliteit die met de invoering
van de euro is geïntroduceerd een effectieve monetaire oplossing onmogelijk
maakt. Maar uit de volgende grafiek blijkt dat dit maar ten dele het geval is.
De grafiek laat zien dat Duitsland, Nederland en Frankrijk
het al met al weinig beter deden dan het gemiddelde van de Eurozone. En dat is overigens
ook niet zo vreemd, omdat deze landen een fors deel uitmaken van de totale economie
van de Eurozone. Maar vooral blijkt uit de grafiek dat Duitsland, Nederland en
Frankrijk het per saldo minder goed deden dan die niet-Eurolanden.
Nu kan het zijn dat dit toeval is, en dat die
niet-Eurolanden het ook beter zouden hebben gedaan als de euro niet zou zijn
ingevoerd. Maar dat lijkt niet waarschijnlijk, omdat ze het vóór de invoering
van de euro ongeveer even goed deden als de Eurolanden. Al met al ligt het meer
voor de hand dat de invoering van de euro, om wat voor reden dan ook, geen
gelukkig besluit is geweest.
En daarmee kom ik bij het laatste punt, de doelstelling van
een parlementaire enquête. De Waard stelt dat dit waarheidsvinding is. In de
praktijk is het doel van dergelijke enquêtes wel wat breder, namelijk het
verschaffen van inzicht om te komen tot waarheidsvinding en zo bij te kunnen dragen
aan de ontwikkeling van toekomstig beleid.
Gelet op die doelstelling zijn de vragen die de initiatiefnemers van de euro-enquête
zich stellen heel redelijk, en kan daar wat mij betreft nog een vraag aan
worden toegevoegd: hoe komt het dat de Eurolanden het economisch duidelijk
slechter hebben gedaan dan de niet-Eurolanden eromheen, en hadden we dat niet
min of meer kunnen zien aankomen?
© Anton van de Haar, maart 2015 Dit artikel is ook verschenen op www.FTM.nl