Griekenland en de Eurozone zijn in een spagaat terecht
gekomen. De Grieken hebben er een potje van gemaakt. Maar ook de Eurozone heeft
grote fouten gemaakt. En in de daardoor gepolariseerde situatie is Syriza boven
komen drijven, met een plan dat vooralsnog geen zoden aan de dijk zet. Een
korte analyse van hoe het zover gekomen is en wat we daar aan zouden kunnen
doen.
Het Griekse probleem
In 2011 scheef de overigens tamelijk rechts georiënteerde Griekse
journalist Takis Michas een ontnuchterend artikel over de wortels van de
Griekse schuldencrisis, Putting politics above markets: Historical
background to the Greek debt crisis.
In dat artikel wordt een beeld geschetst van de Griekse samenleving
als een systeem waarin het staatsbestuur en haar bondgenoten de staat
beschouwen als hun persoonlijke eigendom en haar gebruiken voor persoonlijke
verrijking. In dat systeem is de staat verworden tot een instrument voor het
genereren en verdelen van winsten onder politici, ambtenaren en gelieerde
burgers, bedrijven en andere organisaties (rent-seeking), een praktijk
die in Griekenland “rousfeti“ wordt genoemd.
Michas onderscheidt drie mechanismen die worden gebruikt om dergelijke
winsten te genereren: het aan gelieerde burgers verstrekken van banen in de
publieke sector, het opleggen van wetgeving die is bedoeld om concurrentie in
te perken, en het opleggen van heffingen op transacties. Volgens Michas had in
2010 circa een kwart van de Griekse beroepsbevolking een baan betaald door de staat.
En zo’n baan, zo stelt Michas, wordt in Griekenland niet noodzakelijk beschouwd
als een inspanningsverplichting. Bovendien vinden ambtelijke promoties in
Griekenland in de regel plaats op basis van politieke connecties en
anciënniteit, en niet op basis van individuele prestaties.
Al met al is de Griekse bureaucratie inefficiënt als het gaat
om de verlening van diensten aan burgers en bedrijven. Maar dat geldt niet, zo stelt
Michas, voor wat betreft het produceren van wet- en regelgeving waarmee ze haar
eigen positie kan handhaven. Er zijn volgens hem sinds 1974 in Griekenland meer
dan 100.000 wetten en regels ingevoerd, wat neerkomt op ongeveer 8 per dag.
Een belangrijk doel van al die wetten en regels is het tegengaan
van concurrentie. Dat wordt onder meer bereikt door het oprichten van een nieuw
bedrijf heel duur te maken (in 2010 becijferde de Wereldbank dat dit in
Griekenland ongeveer 3.100 dollar kost), door heel strenge vestigingseisen te
stellen en door op grote schaal minimumtarieven voor te schrijven die het
nieuwkomers moeilijk maken om zich via prijsconcurrentie een positie te
verwerven.
Daarnaast is het in Griekenland lastig om
overheidsopdrachten binnen te slepen zonder de juiste politieke en ambtelijke connecties.
Daardoor is de markt van overheidsopdrachten in handen geraakt van vaak
inefficiënt opererende bedrijven die hun bestaansrecht ontlenen aan zulke connecties.
Sommige van die bedrijven zijn bovendien zo groot geworden dat ze een politieke
machtsfactor op zichzelf zijn gaan vormen.
Een ander doel van al die wetten en regels, zo constateert Michas, is het via een omvangrijk stelsel van heffingen creëren van geldstromen voor het kopen van de loyaliteit van gelieerde groepen. Hij geeft als voorbeelden dat 20% van de kosten van het plaatsen van een advertentie ten goede komt aan het journalistenpensioenfonds, en dat van de kosten van een kaartje voor een voetbalwedstrijd 25% in de kas van het politiepensioenfonds verdwijnt.
Er bestaan in totaal meer dan 1.000 van dat soort heffingen,
waarmee volgens Michas zo’n 30% van het Griekse BBP wordt afgeroomd, een
percentage dat hij overigens niet onderbouwt. Sommige van die heffingen, zo stelt
hij, waren ooit bestemd voor gelieerde groepen die ondertussen niet meer
bestaan. Maar dat was kennelijk geen reden om ze af te schaffen.
Naast deze formeel legale methoden van zelfverrijking van
politici, ambtenaren en gelieerde burgers, bedrijven en andere organisaties bestaan
er tal van illegale methoden om hetzelfde doel te bereiken. Eén van die
methoden maakt gebruik van het onontwarbare web van vaak tegenstrijdige wetten
en regels dat de politiek en de ambtenarij in Griekenland hebben geweven. Dat
web maakt het voor bedrijven vrijwel onmogelijk om niet met enige regelmaat de een
of andere wet te overtreden. En dat biedt toezichthouders ruime mogelijkheden
om overtredingen te constateren en die vervolgens, in ruil voor smeergeld, door
de vingers te zien.
Volgens Michas is er in Griekenland geen ondernemer te
vinden die hier niet mee te maken heeft. Al met al betalen bedrijven in
Griekenland, zo geeft hij aan, naar schatting rond de 3% van hun omzet op
jaarbasis aan smeergeld. En dat is de belangrijkste reden dat Griekenland in de
periode 1996 – 2008 steevast op de laatste plaats stond van 30 OECD-landen voor
wat betreft het aantrekken van buitenlandse directe investeringen.
Maar ook veel Griekse burgers lijden onder dit soort
praktijken, doordat ambtenaren hun aanstelling gebruiken als een vehikel voor
het genereren van extra inkomsten. Zo is publieke gezondheidszorg in theorie gratis,
maar moet er in de praktijk “onder de tafel” worden geschoven met envelopjes
met inhoud: “fakelaki”. Iets dergelijks geldt ook voor het openbare middelbare onderwijs,
dat eveneens alleen in theorie gratis is. Veel docenten voelen zich namelijk niet
geroepen om zich in te zetten voor fatsoenlijk onderwijs. Daardoor is de
kwaliteit van dat onderwijs zo slecht dat veel Griekse scholieren bijscholing
nodig hebben. En die ontvangen ze van diezelfde docenten, in ruil voor fakelaki.
Michas stelt, zonder nadere onderbouwing, dat een
meerderheid van de Griekse bevolking in meer of mindere mate mee profiteert van
de opbrengsten van dit systeem van cliëntelisme en corruptie. Het heeft daardoor
de hele Griekse samenleving aangetast, van de linkerkant tot de rechterkant van
het politieke spectrum.
De Griekse wetenschapper Takis Pappas bevestigt het beeld
dat wordt geschetst door Michas in zijn artikel Why
Greece failed, en voegt daar nog een element aan toe: belastingontduiking
als gevolg van ontoereikend overheidstoezicht. Volgen Pappas ontduikt ongeveer
een derde van de Grieken de belastingen. En dat dit soort zaken verlammend
werkt op de ontwikkeling van de economie wordt door steeds meer Grieken gedeeld,
zoals blijkt uit dit
stuk van twee jonge Griekse ambtenaren.
De dubieuze reddingspoging van Europa
In 2010 werd duidelijk dat de Griekse overheid zich schuldig
had gemaakt aan cooking the books om zich
te kunnen kwalificeren voor de euro, en dat ze in werkelijkheid een veel groter
begrotingstekort en een veel grotere staatsschuld had dan ze tot dan toe had voorgespiegeld.
In reactie daarop stortte de markt voor Griekse staatsobligaties in elkaar, wat
leidde tot de Europese schuldencrisis. De ergste crisis werd pas twee jaar
later gestopt, met de alom bekende woorden “the
ECB is ready to do whatever it takes to preserve the euro. And believe me, it will be enough” van ECB chef Draghi.
Wat echter veel minder mensen weten is dat Draghi die uitspraak
min of meer in paniek deed. Dat blijkt uit een uitgelekt transcript
van een interview met Timothy Geithner, destijds minister van Financiën van de
VS, over die uitspraak van Draghi:
Interviewer: This (Draghi’s remark, red.) was just impromptu?
Geithner: Totally impromptu…. I went to see Draghi and Draghi at that point, he had no plan. He had made this sort of naked statement of this stuff. But they stumbled into it.
Maar Geithner deed nog meer opmerkelijke uitspraken in dat
interview, onder meer over een G7 meeting over de redding van Griekenland:
Geithner: ... the Europeans came into that meeting basically saying: “We’re going to teach the Greeks a lesson. They are really terrible. They lied to us. They suck and they were profligate and took advantage of the whole basic thing and we’re going to crush them,” was their basic attitude, all of them….
Terugkijkend naar wat het reddingsplan precies heeft
ingehouden, lijkt het er op, dat het helemaal niet de bedoeling was om de
Grieken te redden, maar om de hoge exposure van de banken op Griekenland te
verlagen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit deze analyse van de
besteding van het aan Griekenland geleende geld. Op basis van die analyse
verdween ongeveer 70% van dat geld in de zakken van degenen die de Grieken
eerder van leningen hadden voorzien (vooral Duitse en Franse banken) en werd
ongeveer 18% gebruikt voor het herkapitaliseren van de Griekse banken. Slechts 12%
kwam ten goede aan de Griekse overheid, waarvan slechts de helft kon worden besteed
aan het dekken van haar primaire begrotingstekort.
Al met al kun je wel stellen dat het Griekse
reddingsprogramma vooral een reddingsprogramma voor de banken is geweest,
waarbij Griekenland feitelijk gediend heeft als een soort katvanger.
Het werk van de Troika
Uit de analyses van Michas en Pappas volgt dat de Grieken diepgaande
structurele hervormingen zullen moeten doorvoeren om hun economie in enige mate
toekomstbestendig te maken, als ze tenminste kans willen maken om zich duurzaam
in de Eurozone te kunnen handhaven. Voor de hand liggende hervormingen zijn:
- het ombouwen van de Griekse bureaucratie van een
instrument voor zelfverrijking naar een organisatie voor het verschaffen van
producten en diensten aan burgers en bedrijven, wat neerkomt op het afschaffen
van de baangarantie voor ambtenaren, het opheffen van een fors deel van de door
de staat betaalde banen, het stellen van concrete prestatie-eisen aan ambtenaren
en het in lijn brengen van de ambtenarensalarissen met die in de private sector
- het afschaffen van wet- en regelgeving die is gericht
op het bemoeilijken van het opstarten van nieuwe bedrijven en het afschermen
van specifieke beroepsgroepen van concurrentie
- het afschaffen van heffingen die zijn gericht op
bevoordeling van specifieke groepen
- het bestrijden van corruptie onder ambtenaren,
en van omkooppraktijken door bedrijven
- het bestrijden van belastingontduiking door
burgers en bedrijven
Het zijn dit soort ingrepen waar de Troika van EC, ECB en
IMF zich voor zou moeten inzetten. Maar haar inzet heeft vooral geleid tot forse
belastingverhogingen door de Griekse overheid, waardoor de private consumptie
veel sterker is teruggelopen dan de overheidsuitgaven, en de Griekse economie per
saldo is gedecimeerd. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de volgende grafiek uit het
rapport Is Greece
heading for a recovery? van het Amerikaanse
Levy Economics Institute.
Wat je ziet is dat de krimp van de Griekse economie na 2009 in
overweldigende mate het gevolg is geweest van een instorting van de private consumptie
en investeringen en dat er in veel mindere mate sprake is geweest van dalende
overheidsuitgaven. Wat dat betreft is het veelzeggend dat van de ruim een
miljoen banen die sinds 2007 zijn verdwenen, er slechts zeventigduizend bij de
overheid verloren gingen.
Dat alles mag echter geen verbazing wekken, omdat de analyse
van Michas en Pappas wel duidelijk maakt dat er voor het doorvoeren van
structurele hervormingen een politieke aardverschuiving nodig is, waarin de
oude garde wordt vervangen door partijen en politici die niet zijn ingekapseld
in het Griekse systeem van cliëntelisme en corruptie. En dat kan de Troika niet
afdwingen, dat kunnen alleen de Griekse kiezers voor elkaar krijgen.
Het plan van Syriza
Zou Syriza voor zo’n aardverschuiving kunnen zorgen? Op dit
moment is er nog weinig duidelijk over de exacte plannen van de nieuwe Griekse regering.
Het meest concrete plan is het Thessaloniki programma,
waarover op de website van Anders Europa een toelichting
te vinden is.
Dat Thessaloníki programma komt in essentie neer op het doorhalen
van het grootste deel van de schuld aan de Eurozone en het terugdraaien van de belastingverhogingen
en de bezuinigingen die op last van de Troika zijn doorgevoerd. En dat is niet
onbegrijpelijk, omdat ze de directe oorzaak waren van de economische depressie
waar Griekenland in terecht is gekomen. Maar aan de andere kant bevat het programma
weinig concrete voorstellen om de hervormingen door te voeren die Griekenland
zo hard nodig heeft.
Feitelijk biedt het Thessaloníki programma op dat punt niet
veel meer dan wat lapmiddelen die hooguit de schijn van hervorming bieden,
zoals het tot een minimum beperken van de parlementaire en ministeriele onschendbaarheid
en het tegengaan van belastingontduiking door grote bedrijven. Het gros van de
mensen die hebben geprofiteerd van het cliëntelisme, de corruptie en de
belastingontduiking blijft zo buiten schot. Al met al valt er op het punt van vergaande
structurele hervormingen op basis van dit programma weinig van Syriza te
verwachten.
Wat nu?
Dat Syriza geen voorstellen voor diepgaande structurele
hervormingen in haar programma heeft opgenomen is onverstandig, maar vanuit
electoraal oogpunt ook niet onbegrijpelijk. Ongeveer net zo onverstandig was
het van de Eurozone om Griekenland met het mes op de keel een reddingsplan op
te dringen dat helemaal geen reddingsplan was, maar een bail-out van de banken
over de ruggen van de Griekse en – uiteindelijk – Noord-Europese belastingbetalers.
Verder is het op voorhand duidelijk dat Griekenland de
schuld waarmee de Eurozone en het IMF haar hebben opgezadeld onmogelijk kan
terugbetalen. Dat is nu duidelijk, en dat was ten tijde van het optuigen van
dat plan ook al duidelijk. En als gevolg daarvan zitten de Eurozone en
Griekenland nu in een soort catch-22 waar ze niet uit kunnen komen zonder allebei
vergaande concessies te doen.
Duidelijk is dat de Eurozone kan fluiten naar haar geld als
ze de zaak op de spits drijft, zodat Griekenland gedwongen wordt om de Eurozone
te verlaten. En duidelijk is ook dat het plan van Syriza niet veel meer is dan wensdenken,
en dat de Grieken nog meer ellende wacht als Syriza er niet in slaagt om met de
Eurozone tot een vergelijk te komen. Ze zullen er samen uit moeten komen.
En daarvoor zou bijvoorbeeld een economisch reddingsplan
kunnen dienen dat is opgesteld door Rania Antonopoulos, een medewerkster van
het al eerder genoemde Levy economic Insitute, een plan dat is doorgerekend in voornoemd
rapport Is Greece
heading for a recovery?. Met als saillant
detail dat diezelfde Rania Antonopoulos is opgenomen in de nieuwe Griekse
regering.
Maar hoe dan ook lijkt het me dat de Eurozone stevige eisen
zal moeten stellen om te bewerkstelligen dat het cliëntelisme, de corruptie en
de belastingontduiking deze keer echt serieus worden aangepakt. Want anders zal
het handhaven van Griekenland in de Eurozone op termijn wel eens een grote fout
kunnen blijken te zijn, zowel voor de Grieken als voor de rest van de Eurozone.
En dat geldt eens te meer omdat populistische politici in landen met soortgelijke problemen zoals Italië, Spanje en Portugal met argusogen kijken naar wat er allemaal in Griekenland gebeurt, en zich gelet op het recente nieuws uit die landen al rijk zitten te rekenen.
© Anton van de Haar, februari 2015 Dit artikel is ook verschenen op www.FTM.nl