In het begin van deze eeuw ontaardde de hypotheekverstrekking door de Amerikaanse banken in een vloedgolf van onverantwoord uitleengedrag, met de kredietcrisis als gevolg. Aan die periode hebben we woorden overgehouden als NINJA-hypotheek (No Income No Assets) en rommelhypotheek, in de VS verhullend subprime (niet het allerbeste) genoemd. Dat soort hypotheken werd veelal aan de man gebracht met een kortstondig lage teaser rate (lok-rente).
Het NINJA-verdienmodel was even dubieus als onverstandig.
Het dubieuze deel bestond eruit dat als het onvermijdelijke zou gebeuren en die
NINJA-klanten hun hypotheek niet meer zouden kunnen betalen, dat ze dan hun
huis zouden kwijtraken, dat dit ondertussen in waarde opgepompte huis met winst
zou worden verkocht en dat de banken die winst in eigen zak zouden kunnen steken,
wegens derving van inkomsten door contractbreuk van die NINJA-klanten.
Dat de Amerikaanse banken heel ver gingen in het oppompen
van die huizenprijzen blijkt wel uit het feit dat Amerikaanse taxateurs
(appraisers) klaagden dat ze door de banken onder druk werden gezet om te hoge
taxaties af te geven, en dat die banken zelfs zo ver gingen om zwarte lijsten
bij te houden van taxateurs die niet aan dit soort praktijken wensten mee te
werken. In 2011 rapporteerde
de Amerikaanse Financial Crisis Inquiry Commission (FCIC) hierover het
volgende:
‘From 2000 to 2007, a coalition of appraisal
organizations circulated and ultimately delivered to Washington officials a
public petition; signed by 11,000 appraisers and including the name and address
of each, it charged that lenders were pressuring appraisers to place
artificially high prices on properties. According to the petition, lenders were
“blacklisting honest appraisers” and instead assigning business only to appraisers
who would hit the desired price targets.’
Het onverstandige gedeelte van dat verdienmodel betrof de
gedachte dat die huizenprijzen alsmaar verder zouden blijven stijgen. Maar die
vlieger ging natuurlijk niet op. Want toen die NINJA-klanten uiteindelijk massaal
in gebreke begonnen te blijven en de banken hun in beslag genomen huizen
begonnen te verkopen, zeeg de huizenmarkt even spectaculair in elkaar als ze
eerder door de banken was opgepompt. Dat is goed te zien in de volgende grafiek
(bron: Robert Shiller).
Door naar het heden, naar een abstracte discussie die woedt in
de blogosfeer. Ze heeft betrekking op de vraag of banken wel of niet “anders”
zijn dan niet-bancaire geldverstrekkers, zoals verzekeraars en pensioenfondsen.
De achterliggende vraag is of de banken al dan niet terecht uit de mainstream economische
modellen zijn weggelaten, of dat ze erin moeten worden meegenomen om recht te
doen aan onze economische werkelijkheid.
Een hoofdrolspeler in de discussie is de beroemde
Amerikaanse econoom en Nobelprijswinnaar Paul Krugman, die via zijn blog bij de
New York Times het mainstream kamp vertegenwoordigt. Zijn opponenten komen uit een
grote groep niet-neoklassieke economen, aangeduid als heterodox (‘niet recht is
de leer’) met als bekendste lid de Australische econoom Steve Keen.
Overigens is het van beide zijden geen vriendelijke discussie
en maakt vooral Krugman gebruik van kwalificaties zoals ‘Things I Should Not Be
Wasting Time On’ en, in reactie op een wat onhandige bijdrage van een van die
opponenten, ‘Nick [een medestander van
Krugman, red.] uses a four-letter word to describe this; I can’t, because
this is the Times.’
Een van interessantste blogs
van Krugman is hieronder weergegeven. Daarin maakt hij zijn positie duidelijker,
door te verwijzen naar een artikel uit 1963 van
een andere vermaarde mainstream econoom, James Tobin, die net als Krugman tot
de conclusie kwam dat banken per saldo passieve financiële intermediairs zijn,
die slechts vraag en aanbod van geld bij elkaar brengen.
Commercial Banks As Creators of “Money” (24 augustus 2013)
Thank you, Matthew Klein! In the course of critiquing Robert Hall’s paper for Jackson Hole, he mentions and links to another half-century-old paper by James Tobin, Commercial Banks as Creators of “Money” (pdf), that I had forgotten about, and is even more precisely on point than the Tobin-Brainard piece I’ve been citing.
All the points I’ve been trying to make about the non-specialness of banks are there. In particular, the discussion on pp. 412-413 of why the mechanics of lending don’t matter — yes, commercial banks, unlike other financial intermediaries, can make a loan simply by crediting the borrower with new deposits, but there’s no guarantee that the funds stay there — refutes, in one fell swoop, a lot of the nonsense one hears about how said mechanics of bank lending change everything about the role banks play in the economy.
Banks are just another kind of financial intermediary, and the size of the banking sector — and hence the quantity of outside money — is determined by the same kinds of considerations that determine the size of, say, the mutual fund industry.
Deze blog van Krugman leidde tot tal van reacties van bekende heterodoxe bloggers, waaronder de Amerikaan Steve Waldman en een geheimzinnige figuur die opereert onder het pseudoniem JKH, en van wie gezegd wordt dat het een bankier is die om zakelijke redenen liever anoniem wil blijven.
De argumentatie van Krugman en Tobin is kortweg als volgt:
het klopt dat de banken uit het niets banksaldo kunnen creëren, dat ze daarmee
in theorie invloed kunnen uitoefenen op het financiële systeem, en dus meer
zijn dan passieve intermediairs. Maar in de praktijk gaat dat niet op omdat het
niet de banken zijn, maar hun klanten die bepalen in hoeveel en wat voor financiële
bezittingen ze willen aanhouden (in jargon: portfolio keuze), en dus ook
hoeveel banksaldo ze willen aanhouden.
Mensen als Waldman brengen daar tegenin dat dit misschien
opgaat in een (mainstream) theoretisch model waarin de boekhoudkundige aspecten
van geld- en schuldcreatie niet zijn meegenomen, maar dat het niet opgaat in de
praktijk. Hun argument is tamelijk simpel: degenen die ooit de schulden zijn
aangegaan in ruil waarvoor de banken dat banksaldo hebben gecreëerd (denk aan o.a.
hypotheken en bedrijfsleningen) zijn in de regel niet degenen die dat banksaldo
nu bezitten.
Realiseer je daarbij dat banksaldo wordt gecreëerd in ruil
voor het aangaan van bankleningen, en dat dit banksaldo weer wordt vernietigd
als die leningen worden afgelost (hoewel de banken het ook kunnen vernietigen door
bijvoorbeeld bankobligaties te verkopen). Dat banksaldo is daardoor als het
ware een ‘hete aardappel’ geworden, die hooguit naar iemand anders kan worden
doorgeschoven, totdat de oorspronkelijke geldleners haar weer terughalen om er
hun schuld mee af te lossen.
Wat er feitelijk gebeurt, is dat degenen die dat banksaldo
niet willen aanhouden het gaan ruilen voor iets anders (m.a.w. ze kopen aandelen,
obligaties, onroerend goed of wat dan ook) zodat hun portfolio aan bezittingen
de samenstelling krijgt die ze graag zien. Het effect daarvan is dat de prijzen
van die andere bezittingen worden opgedreven, dus dat hun waarde stijgt ten
opzichte van de waarde van het geld (in jargon: asset inflation), totdat zich
een nieuw evenwicht heeft ingesteld.
Al met al maken mensen als Waldman en JKH redelijk
overtuigend duidelijk dat banken meer zijn dan passieve intermediairs, en dat
het wereldbeeld (model) dat Krugman en de zijnen koesteren niet compleet is.
Maar het verhaal van Waldman en JKH gaat wellicht nog niet ver genoeg. Want
zoals aangegeven in de inleiding van dit stukje opereren banken als het ze zo uitkomt
als een soort geld-pushers, die erin slagen om leningen op te dringen aan de
markt.
Een voorbeeld daarvan is te vinden in ons eigen land, waar de
banken in de afgelopen decennia steeds hogere hypotheken zijn gaan verschaffen.
Ze zijn daarbij, na het nodige lobbywerk, geholpen door onze overheid, die de hypotheekrente
aftrekbaar heeft gemaakt en hypotheekvormen heeft toegestaan die pas op de
einddatum hoeven te worden afgelost, zodat de hoeveelheid uitstaande schuld gemaximaliseerd
kon worden. Eén van die vormen, de beleggingshypotheek, ging bovendien niet
zelden gepaard met beleggingsverzekeringen met ondoorzichtige en ongunstige
voorwaarden, waardoor hun houders veelal fors zijn benadeeld (het woekerpolis
dossier).
Nu zou je kunnen stellen dat dit die verstrekkers niet aan
te rekenen valt, want hun klanten hebben die hypotheken maar mooi zelf
geaccepteerd. Daar valt echter tegen in te brengen dat ze met het verstrekken
van steeds hogere hypotheken de huizenprijzen steeds verder omhoog hebben gestuwd,
net als de Amerikaanse banken dat deden. En omdat die stijgende huizenprijzen
doorwerken in de huurprijzen, werden hun klanten daarmee per saldo gedwongen om
te kiezen tussen een steeds hogere huur of een steeds hogere hypotheekschuld.
Al met al mag je wel stellen dat de banken een actieve rol
spelen in onze economie, en dat er voor economen daarom een goede reden is om
ze in hun modellen mee te nemen.
© Anton van de Haar, maart 2015 Dit artikel is ook verschenen op www.FTM.nl