In het vorige artikel is het model REG uitgewerkt en in Vensim gezet. In dit artikel wordt met dit model gerekend om een indruk te krijgen van haar gedrag. De volgende scenario’s zijn bekeken:
- een toename van de geneigdheid om te importeren in één van de regio’s;
- een toename van de overheidsuitgaven in één van de regio’s;
- een toename van de geneigdheid om te sparen in één van de regio’s;
In alle berekeningen is voor de al in PC geïntroduceerde exogene variabelen, zowel voor de regio Noord als voor de regio Zuid, dezelfde startwaarde aangehouden als in PC (zie het artikel PC – II). De twee nieuwe exogene variabelen, de geneigdheid tot importeren in Noord en Zuid, hebben allebei de startwaarde 0,1 gekregen. Doordat alle exogene variabelen initieel dezelfde waarde hebben, vertonen de beide regio’s initieel exact hetzelfde gedrag.
Een toename van de geneigdheid om te importeren in Zuid
In dit voorbeeld wordt een toename van de geneigdheid om te importeren in de regio Zuid doorgerekend. Daartoe wordt die geneigdheid in periode 50 blijvend verhoogd van 0,1 naar 0,11. De resultaten daarvan zijn hieronder getoond.
Wat je in het linker plaatje ziet is dat, in reactie op de verhoging van de geneigdheid tot importeren, de import in Zuid omhoog schiet, om vervolgens weer iets terug te zakken. Dat laatste komt doordat die initiële importstijging leidt tot een daling van de eigen productie, waar die import aan gekoppeld is. Dat laatste is te zien in het middelste plaatje.
In het linker plaatje is verder te zien dat de import in Noord ook groeit, zij het veel minder dan de import in Zuid. Dat komt doordat door de grotere export naar Zuid de productie in Noord toeneemt. En omdat de import gekoppeld is aan de productie, neemt de import in Noord dus eveneens toe.
In het rechter plaatje is te zien dat in reactie op de verhoging van de geneigdheid tot importeren in de regio Zuid het vermogen van de Zuiderlingen daalt, terwijl het vermogen van de Noorderlingen juist stijgt. Dat komt doordat in het Noorden de productie stijgt, waardoor het besteedbare inkomen stijgt en daardoor de omvang van de besparingen eveneens toeneemt, terwijl in het zuiden precies het omgekeerde gebeurt.
Wat de voorgaande plaatjes niet tonen is dat door de stijging van de geneigdheid tot importeren in Zuid de balans van de geldstromen van de overheid naar elk van de twee regio’s uit het lood geslagen is. Dat is te zien in het volgende plaatje.
Doordat de productie in Zuid is gedaald en in Noord is gestegen zijn de inkomsten van de overheid uit belastingen in Zuid gedaald en in Noord juist gestegen. En omdat de uitgaven van de overheid in beide regio’s constant zijn, is er in Zuid sprake van een begrotingstekort en in Noord van een precies even groot overschot.
Per saldo treedt er in de nieuwe dynamische evenwichtssituatie via de gedeelde overheid een constante overheveling van geld van Noord naar Zuid op. Deze geldstroom is exact tegengesteld aan de geldstroom van Zuid naar Noord door de extra exporten naar Zuid, zodat de netto geldstroom tussen de twee regio’s tot nul is gedaald. En dat is precies wat je zou verwachten op basis van de in het vorige artikel afgeleiden balansvergelijking:
ΔVN + (TN – GNT) + ( XZ – IMZ) = 0
Omdat in de situatie van dynamisch evenwicht ΔVN gelijk is aan nul, moet gelden dat:
(TN – GNT) + ( XZ – IMZ) = 0
(TN – GNT) = – ( XZ – IMZ)
(TN – GNT) = ( XN – IMN)
De situatie in de Eurozone
G&L trekken een parallel met de situatie in de Eurozone. In een situatie van dynamisch evenwicht zonder economische groei geldt ook voor het noordelijke en het zuidelijke deel van de Eurozone dat voor de betreffende landen een handelstekort tot een begrotingstekort van de lokale overheid leidt.
Dat is precies het probleem dat mensen als Wynne Godley al voor de invoering van de Euro met de monetaire unie hadden. Door het verlies van de eigen munt zijn de deelnemende landen de mogelijkheid krijtgeraakt om via revaluatie van de eigen munt onbalansen in de handel met de andere Eurolanden te corrigeren. Om dat probleem te kunnen aanpakken is een gemeenschappelijk fiscaal beleid met een fors gemeenschappelijk budget noodzakelijk: een fiscale unie.
Alleen met de instrumenten die zo'n fiscale unie biedt kunnen persistente onbalansen worden gecompenseerd met tegengestelde geldstromen, precies zoals gebeurt in REG. Als er geen sprake is van zo'n gemeenschappelijk budget, dan leiden onbalansen in een evenwichtssituatie onvermijdelijk tot tekorten op de overheidsbegroting en oplopende schulden bij de landen met een handelstekort, zoals we zullen zien in de navolgende artikelen over het model OPEN.
In dit licht is het opmerkelijk dat Brussel bij er Nederland, dat een persistent overschot heeft op de handelsbalans, zo op aandringt om werk te maken van het terugdringen van het overheidstekort. Want dat legt meer opwaartse druk op de Nederlandse handelsbalans en daarmee meer neerwaartse druk op de handelsbalans van de zuidelijke Eurolanden, met als gevolg dat de begrotingstekorten en de schulden van die zuidelijke Eurolanden nog verder oplopen.
Een toename van de overheidsuitgaven in Zuid
In het vorige voorbeeld leidde een onbalans in de handel tot een onbalans in de overheidsbegroting. Maar wat als het omgekeerde gebeurt? Leidt een onbalans in de overheidsbegroting tot een onbalans in de handel? Op basis van de balansvergelijking in het vorige artikel zou dat wel moeten. In het volgende plaatje is te zien wat er gebeurt als de overheidsuitgaven GZ in periode 50 ineens verhoogd worden van 20 naar 21.
In het linker grafiekje zie je dat door de verhoging de balans van de uitgaven van de overheid in Zuid in het rood duikt. Vervolgens treedt er enig herstel op, maar dat is onvoldoende om de ontstane onbalans weg te werken. Bovendien raakt de balans van Noord ook uit het lood, maar dan in positieve zin. In de grafiek is te zien dat die twee elkaar in de nieuwe situatie van dynamisch evenwicht precies opheffen, in overeenstemming met de balansvergelijking.
In het grafiekje rechts is te zien dat de handelsbalans van de regio Zuid ook uit evenwicht raakt, precies zoals je op basis van de balansvergelijking zou verwachten. Dat komt doordat de extra overheidsuitgaven in Zuid leiden tot extra productie in Zuid, waardoor de import van producten uit Noord eveneens toeneemt. Daardoor groeit de productie in Noord zodat de belastingafdrachten ook groeien, terwijl de overheidsbestedingen in Noord gelijk blijven.
In de volgende figuur is het effect van de vergroting van de overheidsuitgaven in Zuid op de importen, de productie en het vermogen van de huishoudens in Noord en Zuid te zien.
Wat je ziet is dat die vergroting leidt tot een stijging van de productie en daardoor van de importen en van de vermogens van zowel de huishoudens in Zuid als in Noord. Dat de impact op het zuiden groter is dan op het noorden komt doordat de economie in Noord alleen meegroeit door de beperkte toename van de export naar Zuid en het daardoor beperkt groeiende vermogen van de huishoudens in Noord.
Een toename van de geneigdheid om te sparen
In dit voorbeeld gekeken naar het effect van een toename van de geneigdheid om te sparen in de regio Zuid. Dat kan in het model worden gesimuleerd door de in de vergelijking voor de consumptie (nr. 14 van REG) de waarde van αZ1, de geneigdheid tot het consumeren van het besteedbare inkomen, te verlagen. In dit voorbeeld is ze verlaagd van 0,6 naar 0,575. De overige exogene variabelen zijn gelijk gebleven. Het plaatje:
Wat je ziet is dat in reactie op de sprong omhoog van de geneigdheid om te sparen (en dus de val omlaag van de geneigdheid om te consumeren) de productie in Zuid keldert, precies zoals je zou verwachten. Wat je verder ziet is dat ook de productie in Noord daalt, zij het in veel mindere mate dan in Zuid.
In het middelste grafiekje is te zien waarom ook de productie van Noord daalt. Dat komt door de inzakkende export naar Zuid. Een omdat de productie van Noord valt wordt daardoor ook de import uit Zuid geraakt, zij het in veel geringere mate. In het rechter grafiekje is te zien dat door die grotere spaarzin het vermogen van de zuidelijke huishoudens flink stijgt, terwijl het vermogen van de noordelijke huishoudens initieel heel licht daalt.
In het linker plaatje is trouwens nog iets opmerkelijks te zien, althans vanuit Keynesiaans perspectief. En dat is dat de productie in Zuid zich weer herstelt en daarbij een hoger niveau bereikt dan voor de verhoging van de spaarzin. De oorzaak daarvan is echter heel eenvoudig: het door die toegenomen spaarzin van de zuidelijke huishoudens flink toegenomen vermogen leidt tot hogere rente inkomsten en daardoor tot een hoger besteedbaar inkomen van die huishoudens.
De voorgaande observatie kan eenvoudig worden afgeleid uit de vergelijking voor de omvang van de productie in een situatie van dynamisch evenwicht:
YN* = ( GNNT + XN ) / ( Θ + μN ) met GNNT = G + ( 1 – Θ ) * r * B*h
In het volgende plaatje is de ontwikkeling van de overheidsbalansen en van de handelsbalans van Zuid te zien.
Wat je ziet is dat de balans in Zuid na een flinke initiële val als gevolg van de gestegen spaarzin en de daardoor lagere consumptie flink valt, om vervolgens te herstellen tot een lager niveau dan voor de stijging van de spaarzin. Hoe is dat mogelijk, gezien het feit dat de productie en daarmee de consumptie uiteindelijk herstelt tot boven het niveau van voor die stijging van de spaarzin?
Het antwoord op die vraag is dat de belastinginkomsten van de overheid in regio Zuid uiteindelijk weliswaar stijgen tot boven het oude niveau, maar dat dit meer dan gecompenseerd wordt door de extra rentebetalingen van de overheid aan de zuidelijke huishoudens. Daardoor blijven de overheidsbalansen in Noord en Zuid uit evenwicht, zoals valt te zien in het linker grafiekje.
En, precies zoals je zou verwachten op basis van de sectorale balans vergelijking, leidt die onevenwichtigheid tevens tot een onbalans in de handel tussen Zuid en Noord, zoals te zien valt in de rechter grafiek. Bedenk daarbij dat de handelsbalans van Noord het spiegelbeeld is van de handelsbalans van Zuid.
Conclusie
In de rekenvoorbeelden leidt een verandering in de ene regio steeds tot een reactie in de andere regio. Dat komt doordat de twee regio's aan elkaar gekoppeld zijn via enerzijds de overheidsuitgaven en anderzijds de wederzijdse handel. Daardoor worden onevenwichtigheden in die wederzijdse handelsstromen steeds automatisch gecompenseerd via de overheidsbalans.
In het volgende artikel ga ik verder met het model OPEN, waarin het model REG wordt omgebouwd van een model met twee regio’s en een gemeenschappelijke overheid, centrale bank en munt naar een model met twee verschillende landen, met ieder hun eigen overheid, eigen centrale bank en eigen munt.
© Anton van de Haar - juni 2013